Meer dan twintig jaar geleden werd er in The Economist over Nederland gesproken als een land met ruim 16 miljoen verwende inwoners. Voor de buitenlandse auteur was het opmerkelijk hoe ontevreden de bevolking toen was, terwijl toch vele objectieve cijfers over geluk en economie sterk groen kleurden. Het was de tijd vlak vóór de moord op Fortuyn. Nederland behoorde economisch tot de top-7 van de wereld, en de top-5 van gelukkigste landen. Maar tegelijk werd er in de samenleving veel geklaagd over de politiek (‘de puinhopen van Paars’), de asielinstroom (die na de Balkanoorlogen aan het dalen was), de globalisering (start van de Euro), de kloof tussen rijk en arm, de werkloosheid en dergelijke.
Ik moet toegeven: ik ben en voel mij verwend.
Nu ben ik geen buitenstaander, integendeel. Een groot deel van mijn werk bestaat uit het signaleren en agenderen van problemen, van zaken die fout zijn in onze samenleving. En vervolgens besteed ik veel tijd aan het nadenken hoe het beter kan, aan wetten en regels ontwerpen en behandelen die problemen oplossen. Je kunt gerust zeggen dat iedereen die in een politiek bestuurlijke omgeving werkt, meestal met de negatieve kanten van ons samenleven bezig is: woningnood, vervuiling, criminaliteit, leerachterstanden, armoede, oorlog, discriminatie, drugsgebruik. Je zou er pessimistisch van worden. En je zou zeggen dat het terecht is dat er veel geklaagd wordt. Ook na ruim twintig jaar.
Maar dat kan niet het hele verhaal zijn. We staan nog steeds in de top-10. Want als je bereid bent iets verder dan onze landsgrenzen te kijken, kun je niet ontkennen dat de gemiddelde Nederlander tot de 5% rijksten der aarde behoort, dat die bijna de hoogste levensverwachting kent, al tachtig jaar geen oorlog op eigen grondgebied heeft meegemaakt, niet sterft van honger en dorst, kan lezen en schrijven, schoon water drinkt, talloze ontspanningsmogelijkheden heeft, vrij kan spreken en geloven. Verreweg de meeste mensen op onze aardbol hebben het vele malen slechter. Zo beschouwd hebben we niet te klagen, toch?
In mijn geloofstraditie zitten we nu in de Vasten, de periode in aanloop naar Pasen, het feest van hoop en perspectief. Het is een tijd van bezinning, van geven om elkaar, van je matigen. Vasten geeft ruimte om na te denken over wat er écht toe doet in ieders leven. Het is een tijd om verkeerde dingen op te ruimen, daar afstand van te nemen. Geen tijd om te klagen, maar wel tegelijkertijd problemen die je ziet aanpakken: vasten én vasten-actie. En als we in de spiegel kijken is het een goed moment om je nu af te vragen of we inderdaad niet een beetje verwend zijn, angst hebben materiële zaken en zekerheden kwijt te raken.
Ik moet toegeven: ik ben en voel mij verwend. Plagend voeg ik daar elders in Nederland aan toe dat dit mede komt omdat ik in Limburg woon. Misschien geeft mij dat juist wel extra de verantwoordelijkheid hier content te zijn, en hard te werken dat mijn medemens elders dat ook kan zijn. Een zinvolle invulling van de vastentijd gewenst!
(deze column verscheen ook 27 februari 2024 in Familiemagazine Nummer 1)