Het Latijnse woord voor “ik” is “ego”. Ego komt in onze taal ook als zelfstandig naamwoord voor. En meestal heeft dat dan geen positieve klank. Het woord ‘egoïst’ verwijst daar ook naar: je hebt een te groot ego, eigenwaan; je denkt eerst aan jezelf. Volgens velen leven we nu in een ik-samenleving, waar het eigenbelang, de eigen mening, je eigen recht voorop staat. Laat ik mij maar meteen bij u verontschuldigen: ook ik heb ongetwijfeld een te groot ego. Ik ben immers politicus, treed in de openbaarheid, schrijf columns, deel selfies op social media, en voldoe daarmee aan alle kenmerken van iemand die zichzelf nogal belangrijk vind. “Het is moeilijk bescheiden te blijven” is de titel van een liedje uit 1981, waarvan de tekst op vele bestuurders, artiesten, sporters, BN’ers van toepassing lijkt. En dus zeker ook op mij.
Ik ben immers politicus, treed in de openbaarheid, schrijf columns, deel selfies op social media, en voldoe daarmee aan alle kenmerken van iemand die zichzelf nogal belangrijk vind.
En dat besef voelt nog steeds ongemakkelijk, gelukkig! Want we schieten er in onze samenleving, onze familie, gemeente, provincie geen snars mee op als iedereen alleen zijn eigen geluk of gelijk nastreeft. Frans Wiertz, onze voormalige bisschop, schreef treffende woorden in een artikel in Dagblad Trouw* over hoe de opvatting dat ieder het centrum is van zijn eigen universum (“ik vind, ik denk, ik meen, ik geloof”) onze gemeenschappen armer maakt. We leven niet voor onszelf maar voor de ander, voor elkaar. Solidariteit is de basis voor goed samenleven. We weten het toch eigenlijk diep van binnen allemaal.